MIFID II zet de onafhankelijke adviseur deels buitenspel

Het leek zo’n goed idee van de Europese overheid, dat hele MIFID II. Banken en vermogensbeheerders zouden voortaan moeten voldoen aan nóg strengere regels om te zorgen dat het vermogen van hun klanten niet wordt verkwanseld. Het was een flinke klus, maar het is gelukt. MIFID II is ingevoerd en banken en vermogensbeheerders doen hun stinkende best om het vermogen van hun klanten te beheren conform de nieuwe regelgeving. Dat lijkt positief, maar ís dat het ook?

 

Onlangs noemde een vermogensbeheerder de nieuwe regelgeving voor vermogensbeheer, MIFID II, een forse achteruitgang van zijn dienstverlening. Hij voegde daar een opsomming bij van de administratieve inspanningen die hij moet leveren om ‘compliant’ te zijn. Zowaar een heel lijstje. Die je inderdaad doen afvragen of een vermogensbeheerder nog wel aan zijn eigenlijke werk toekomt: het beheren van vermogens.

 

Onderbelichte keerzijde administratieve rompslomp

Wat mij betreft is de toegenomen bureaucratie volstrekt acceptabel als het er voor de consument beter op wordt. Ik vrees dat dat niet zo is. Alle verplichte administratieve rompslomp voor de vermogensbeheerder maakt het beheer duurder en zet de onafhankelijke adviseur buitenspel. Met name dit laatste is een zorgelijke ontwikkeling. Niet alleen voor die adviseur, óók voor de consument.

 

Risicomandaat verschilt per beheerder

Een vermogensbeheerder is verplicht om de risicocapaciteit, risicobereidheid en risicotolerantie van de klant kennen. Maar het gekke is dat die beheerder zélf mag bepalen hoe hij die begrippen definieert én welke consequenties hij hieraan verbindt. Dat betekent dus dat nog los van het beleggingsbeleid, de uitgangspunten voor het beheer per vermogensbeheerder verschillen.

 

Dat is vreemd, toch?

 

Risicoprofiel gekoppeld aan te beleggen bedrag

De risicobandbreedte van een klant wordt dus bepaald door de vermogensbeheerder. Dat moet hij zorgvuldig doen van MIFID II. En dat kost dus tijd. Oók voor de potentiële klant. Die wordt immers geacht alle informatie te verstrekken waar de beheerder om vraagt. Allemaal vragen die tot doel hebben om het risicoprofiel te bepalen.

 

Nu is dat profiel gekoppeld aan het te beheren bedrag. Hoe hóóg het bedrag is, mag of moet zijn, daar hoeft de beheerder zich niet mee te bemoeien, zolang de risicobandbreedte maar passend is voor het vermogen dat de beheerder gaat beleggen. Toch is het vrij cruciaal voor een consument hoeveel hij beschikbaar zal of misschien wel móet stellen voor beleggen. Kan hij niet beter kan aflossen of sparen? Is de fiscaliteit van pensioenbeleggen niet interessanter?

 

Waar is de onafhankelijk financieel adviseur?

Dit soort vragen hoeven niet aan bod te komen tijdens de inventarisatie door de vermogensbeheerder. De antwoorden kunnen echter wél verband houden met het risicoprofiel.

 

Daar wringt het.

 

Nu de verantwoordelijkheid voor de risicobandbreedte volledig bij de vermogensbeheerder is komen te liggen, blijven alle vragen die hieraan voorafgaan onbeantwoord. Hoeveel zal ik beleggen? Welke horizon kan ik aan? Welk doel moet ik voor ogen hebben? Vragen die bij uitstek met een onafhankelijk adviseur doorgesproken kunnen worden. Én vragen die uiteindelijk ook betrekking hebben op het risicoprofiel van de klant en zijn te beheren bedrag. Evenals vragen over de risicocapaciteit, risicobereidheid en risicotolerantie. Die persoonlijk zijn voor élke klant. En waarbij het dus best vreemd te noemen is dat daar bij elke vermogensbeheerder een andere uitkomst voor het beleggen aan kan hangen.

 

Ongewenst effect MIFID II

MIFID II geeft vermogensbeheerders een zwaardere (en duurdere) zorgplicht om de klant goed te kennen.  Maar door de verantwoordelijkheid voor het risicoprofiel van de klant bij vermogensbeheerders te verzwaren, wordt de pas afgesneden voor financieel adviseurs om relevant te zijn.