Nieuwe aanbieders in de vergelijkingstool

Niet alleen is het aantal beleggende consumenten flink gegroeid in 2018, ook het aantal aanbieders is behoorlijk gestegen. Natuurlijk hebben we de vergelijkingstool van Advies-Check hierop aangepast. Nieuw in de tool: Zwitserleven Beleggen, de Vermogensverzekering van Reaal, de beleggingsstrategieën van Slim Vermogensbeheer en Aegon Beheerd Beleggen.

Opvallend is dat steeds meer verzekeraars de terugkeer maken naar beleggen. Dit jaar zijn dat Zwitserleven en Reaal. Aegon had eerder ook al beleggingsproposities, maar deze zijn dit jaar vervangen door een online beheeroplossing.

In de beleggingsoplossing van Reaal zit een verzekeringscomponent die voor de klant voor een groot deel zelf kan worden vormgegeven. Hier kan de adviseur van grote waarde zijn. Dat geldt ook voor de keuze van het risicoprofiel, dat aan de klant wordt overgelaten.

De oplossing van Zwitserleven is gebaseerd op de duurzame profielfondsen van ACTIAM. Een consument moet zelf een keuze maken welk profielfonds bij hem past. Een financieel adviseur kan hem hierbij helpen.

Aegon heeft dit jaar een beleggingsoplossing geïntroduceerd op basis van beheer.  Aegon werkt met 4 beleggingsprofielen die ‘gevuld’ worden met een combinatie van 2 beleggingsfondsen van Aegon, een aandelenfonds en een obligatiefonds.

Slim Vermogensbeheer bestaat al sinds 1972. Sinds een paar jaar heeft Slim Vermogensbeheer de mogelijkheid om zowel op basis van beheer als execution-only in de 3 beleggingsstrategieën van Slim Vermogensbeheer te beleggen. Dit jaar hebben we de strategieën in de vergelijkingstool opgenomen.

 

5 redenen om te kiezen voor een profielfonds ipv vermogensbeheer

Modelportefeuilles van vermogensbeheerders en profielfondsen van fondshuizen zijn onderling vergelijkbaar. Het gaat in alle gevallen om vermogensbeheer voor een bepaald risicoprofiel. Als je als adviseur klanten wilt begeleiden naar vermogensopbouw heb je dus een keuze. We geven je 5 redenen om voor een profielfonds te kiezen in plaats van een vermogensbeheerder.

 

1. Profielfondsen zijn goedkoper

Lage kosten is de eerste stap naar rendement. Een waarheid als een koe, en uitgebreid onderzocht door onder andere Morningstar. Ook uit onderzoek van Advies-Check bleek dat profielfondsen over het algemeen beter presteren dan de modelportefeuilles van vermogensbeheerders. Met het advies van jou als adviseur om in een profielfonds te beleggen is je klant in het algemeen qua kosten beter af.

 

2. De zorgplicht bij profielfondsen kan een verdienmodel voor je zijn

Met het gegeven dat profielfondsen over het algemeen beter renderen dan modelportefeuilles van vermogensbeheerders is je klant nog niet direct geholpen. Velen hebben begeleiding nodig bij de keuze voor een profielfonds. Die begeleiding vergt tijd en brengt voor jou als adviseur verplichtingen met zich mee. Die begeleiding kost dus geld, maar levert jou en je klant ook wat op.

Voor het selecteren van een profielfonds heb je een Nationaal Regime-vergunning nodig. Hieruit volgt de verplichting dat je de doelstellingen, risicobereidheid, kennis, ervaring en financiële positie van je klant achterhaalt, dat je alle stappen in je advies vastlegt en dat je een beleggingsbeleid hebt. Dat laatste hoeft niet ingewikkeld te zijn. Het hoeft ook niet te betekenen dat je zelf alle beleggingskeuzes voor je klant maakt.

Je beleggingsbeleid is de basis voor de keuzes die je voor je klant maakt. Dat je bijvoorbeeld bij risico x, profielfonds y adviseert, inclusief argumentatie voor de keuze voor profielfonds y. Bijvoorbeeld vanwege lage kosten en/of bewezen trackrecord. Hiervoor moet je dus ook onderzoek naar een brede selectie van profielfondsen doen. De tool van Advies-Check kan je hierbij helpen. En je zult moeten vaststellen of de profielfondsen in je selectie wel geadviseerd mogen worden aan je klant. Met andere woorden, check de Essentiële Beleggingsinformatie.

Wie niet opziet tegen al deze verplichtingen en ook nog voldoet aan de vakbekwaamheidseisen, kan een mooi verdienmodel maken met profielfondsen. De ruimte is er, namelijk tot 0,5% fee per jaar, en is ook goed uitlegbaar aan klanten. Gemiddeld kost een vermogensbeheerder immers 0,5% per jaar meer dan een profielfonds. Dit verschil in kosten is terug te zien in het rendement, maar biedt ook ruimte voor de verdiensten voor jou als adviseur.

 

3. Ook zonder zorgplicht is er ruimte voor een verdienmodel met profielfondsen

Lijkt het je toch te lastig/ingewikkeld/duur/zwaar te zijn om te voldoen aan alle eisen die komen kijken bij het adviseren van een profielfonds? Dan kun je je klant toch goed op weg helpen én hiervoor een fee in rekening brengen. Het adviseren van een ‘profielfonds’ als soort belegging is geen productadvies in de zin van Wft. En je mag je klant vergunningsvrij advies geven over de mate waarin je klant risico kan en wil lopen met beleggen.

Als je hebt vastgesteld hoeveel volatiliteit je klant aan kan of aan zou moeten willen, kun je je klant adviseren om een profielfonds aan te schaffen met de risicometer, oftewel de volatiliteit die bij hem past. De klant kiest en koopt vervolgens zelf een profielfonds dat die risicometer heeft.

Dit advies is dan het sluitstuk van de beantwoording van vragen die horen bij begeleiding bij vermogensopbouw. Daar horen vragen bij als ‘hoe wil je dat je leven er later uitziet’ en ‘kun je je levensstijl nu en straks financieel permitteren?’ Ook advies over de mate waarin je klant risico’s durft te lopen, past daarbij. Heeft je klant wel echt een arbeidsongeschiktheidsverzekering nodig? Kan je klant het financieel aan als zijn partner overlijdt? En ook: welk risico loopt je klant met zijn opgespaarde geld?

Díe begeleiding is waardevol voor een klant.

 

4. Profielfondsen zijn anoniemer

Als klant of adviseur bouw je een relatie op met een vermogensbeheerder. Ontevredenheid over de prestaties van een vermogensbeheerder kan behoorlijk vervelend zijn. Je kunt er eigenlijk niks mee. Ontevredenheid an sich is geen gegronde reden om te klagen bij de vermogensbeheerder. Je geld weghalen is een optie, maar brengt naast een ongemakkelijke confrontatie ook onaangename kosten met zich mee. Ontevredenheid over een profielfonds is minder belastend, zowel in praktische zin als in financiële zin. Als belegger in een profielfonds ben je anoniem. En dat heeft zo zijn voordelen.

 

5. Profielfondsen zijn eenvoudiger

Toegegeven, de eerste stap naar een profielfonds is wat lastiger voor je klant. Hij/zij zal een rekening moeten openen bij een bank/broker/verzekeraar, geld moeten storten en een aankooptransactie moeten doen. Maar daarna is het leven simpel. Je klant wordt niet overspoeld met informatie over het sentiment op de beurzen, de koers van de dollar of de visie van de beheerder op aandeel X, Y of Z. Informatie waar de gemiddelde belegger best nerveus van kan raken. Periodiek de resultaten, het beleggingsbeleid en het genomen risico toetsen is afdoende.

 

Lees ook: 5 redenen om te kiezen voor vermogensbeheer ipv een profielfonds

5 redenen om te kiezen voor vermogensbeheer ipv een profielfonds

Voor het derde jaar op rij heeft beleggen aan populariteit gewonnen. Voor een belangrijk deel is de groei te danken aan de groei van online vermogensbeheer. Is vermogensbeheer inderdaad dé manier om vermogen op te bouwen? Ook voor een adviseur die zijn klant begeleidt naar vermogensopbouw? 5 redenen om voor een vermogensbeheerder te kiezen in plaats van een profielfonds.

 

1. Vermogensbeheerder draagt alle zorgplicht

Een belangrijk argument voor een adviseur om zijn klant te begeleiden naar vermogensbeheer is de overdracht van zorgplicht. Zodra je als adviseur tot de conclusie komt dat beleggen passend is, gaan er namelijk nogal wat alarmbelletjes klinken.

Zo is daar de morele zorgplicht. Als je voorstelt dat beleggen zinvol is voor je klant, moet je maar hopen dat het beleggen ook daadwerkelijk goed voor je klant uitpakt. Zodra beleggingsresultaten tegenvallen, zijn de rapen namelijk gaar. Je verliest het vertrouwen van je klant, wat effect heeft voor je hele adviesrelatie met hem.

En dan de wettelijke zorgplicht. Die is sinds begin dit jaar aangescherpt voor beleggingsadvies, hetgeen naar verwachting doorgetrokken zal worden naar de Nationaal Regime-vergunning. Dat betekent dat je als adviseur veel moet uitleggen aan je klant, moet inventariseren, documenteren, analyseren en beargumenteren. Je moet je kennis aantoonbaar op peil houden. Een flinke klus al met al, een aardige kostenpost bovendien.

Dat is allemaal niet aan de orde als je je klant verwijst naar een vermogensbeheerder zodra beleggen zinvol lijkt voor je klant. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor de bepaling of beleggen daadwerkelijk passend is, én is verantwoordelijk voor de uiteindelijke beleggingen.

Je klant is geholpen, want wordt begeleid naar vermogensopbouw. En jij kan rustig je adviesrelatie met je klant verder vormgeven, met inbegrip van de periodieke ‘keuring’ van de resultaten van de vermogensbeheerder.

 

2. Vermogensbeheerder regelt alles van A tot Z

Vermogensbeheer is makkelijk voor je klant. Zéker als het gaat om online vermogensbeheer. Een paar vragen beantwoorden, wat handtekeningen, een geldbedrag storten, en beleggen maar. De vermogensbeheerder is ervoor verantwoordelijk dat vanaf nu tot feitelijk het ‘beleggingseinde’ alles wordt geregeld. De klant hoeft eigenlijk alleen maar eventuele veranderingen in zijn persoonlijke situatie mee te delen en periodiek de vragen te beantwoorden die leiden tot de vaststelling of actualisering van zijn beleggingsprofiel.

 

3. Begeleiding naar vermogensbeheer laat ruimte voor een vergoeding voor adviseur

Begeleiding naar vermogensopbouw begint niet bij beleggen. Vermogensadvies is breder dan dat. Vragen als ‘hoe wil je dat je leven er later uitziet’ en ‘kun je je levensstijl nu en straks financieel permitteren?’ en ‘hoeveel risico zou je wellicht moeten lopen om doelen te bereiken?’ zijn relevant voor heel veel consumenten.

Begeleiding bij al deze vragen helpt je klant beter inzicht te krijgen in zijn financiële doel(en). Moet hij meer sparen? Of besparen? Moet hij aflossen? Beleggen misschien? Of van alles een beetje? En als beleggen een optie is, welke vermogensbeheerder is dan een juiste keuze? Grip door je klant op zijn keuzes en op zijn financiële situatie is een vergoeding meer dan waard.

Bovendien staan de belangen van een vermogensbeheerder niet altijd gelijk aan die van een klant. Een vermogensbeheerder verdient aan het beheer van vermogen. Hoe meer vermogen, hoe meer beheervergoeding. Als het gaat om de keuze tussen sparen, aflossen of beleggen zou een vermogensbeheerder geneigd kunnen zijn om het beleggen te propageren. Het is goed als er een onafhankelijk adviseur op de achtergrond meekijkt bij dergelijke beslissingen.

 

4. Vermogensbeheer is transparant

Een vermogensbeheerder is verplicht om transparant te zijn over zijn beleggingsbeleid, zijn kosten en zijn genomen risico’s. Helaas geldt deze verplichting alleen als iemand al klant is, maar dan krijg je wel alle informatie. Je weet als klant dan ook redelijk goed waarin de beheerder voor je belegt. Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat als de beheerder in beleggingsfondsen belegt, het vervolgens nog steeds onduidelijk is wat exact de beleggingen zijn.

Bij een profielfonds is het sowieso niet helemaal duidelijk. Via Advies-Check krijg je beperkt inzicht en via Morningstar al wat meer, maar een actueel overzicht van alle beleggingen is onmogelijk.

 

5. Vermogensbeheerder voelt zich betrokken bij zijn klanten

De zorgplicht van vermogensbeheerders brengt een zeker comfort met zich mee voor klanten. Een vermogensbeheerder heeft er direct belang bij dat de beleggingsresultaten goed zijn en dat de beleggingen ook passend zijn voor de klanten. Hij ‘zorgt’ voor zijn klanten. In goede tijden én in slechte tijden.

 

Lees ook: 5 redenen om te kiezen voor een profielfonds ipv vermogensbeheer

Beleggen in Box 1 nog geen gemeengoed

Als het gaat om pensioen, zitten veel consumenten niet te wachten op verhalen over eerste, tweede of derde pijlers, of Box 1, 2 of 3. Zij willen alleen weten of ze er later nog warmpjes bij kunnen zitten. Voor bijna een derde van de werkende Nederlanders is dat nog maar zeer de vraag. Zij bouwen minder op dan 70% van het laatst verdiende inkomen. Extra pensioenopbouw kan helpen. Maar via sparen is dat moeilijk. Biedt beleggen uitkomst?

Volgens Lodewijk van Meel, partner bij Post Vermogensbeheer en aanbieder van een bancaire beleggingslijfrente-product laten veel financieel adviseurs de mogelijkheid om te beleggen met pensioengelden vaak onbesproken. Dat komt volgens hem door negatieve ervaringen met beleggen of te weinig kennis.

Van Meel vindt dat een gemiste kans. Hij wijst erop dat er feitelijk 4 scenario’s met beleggen zijn en dat je ook spaargeld als een beleggingscategorie moet beschouwen. Deze beleggingscategorie levert op dit moment niets op. Maar uit zijn scenario-analyses blijkt dat spaargeld in slechts 1 van de 4 scenario’s meer oplevert dan beleggen in aandelen en/of obligaties, namelijk als de rente stijgt en de groei wordt minder.

 

De 4 basisscenario’s bij beleggen, afhankelijk van de ontwikkeling van de rente en de economische groei

 

Pensioenfondsen beleggen om deze reden in een breed scala van beleggingen. Risicospreiding én het vergroten van de kans op rendement zijn hiervoor de argumenten. Precies wat een derde van de werkende Nederlanders nodig heeft voor extra pensioen.

Van Meel beseft dat er nog heel wat werk aan de winkel is voor deze groep ervan doordrongen wordt dat beleggen het verschil kan uitmaken tussen voldoende en onvoldoende pensioenopbouw. Er zijn nog maar weinig aanbieders van beleggingslijfrente-producten en de angst voor beleggen houdt een gedegen keuze tegen.

Beleggen voor je pensioen is nog geen gemeengoed, niet bij aanbieders, niet bij consumenten en niet bij adviseurs. Van Meel noemt het positief dat de overheid dit jaar het speelveld heeft verruimd om bancaire lijfrentes aan te bieden. Hij verwacht dat meer vermogensbeheerders het voorbeeld van Post Vermogensbeheer gaan volgen om beleggingspensioenproducten aan te bieden.

Van Meel ziet veel heil in een driehoeksverhouding tussen klant, adviseur en vermogensbeheerder. “Beleggen is mijn optiek bij uitstek een financieel ‘product’ waarbij periodiek een ontmoeting met de klant wenselijk is.” De onafhankelijk adviseur zou zich namens de klant kritisch moeten opstellen tegenover een beheerder en periodiek moeten toetsen of het beheer nog passend is voor de klant. ”Dat een adviseur hiervoor aan een klant een vergoeding vraagt, lijkt mij logisch. Het is mijn overtuiging dat het voor de klant uiteindelijk duurder is als hij er geen gebruik van maakt.”

Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen (deel 1)

Veel financieel adviseurs verwijzen mensen graag direct naar een vermogensbeheerder bij vragen over beleggen. Zo min mogelijk zorgplicht, lijkt hun credo. Toch onthouden adviseurs hun klanten zo van aantrekkelijke beleggingsmogelijkheden. Met dank aan wet- en regelgeving, helaas.

Sinds de beurscrash van 2008, de woekerpolisaffaire en de invoering van het provisieverbod wordt er nog maar mondjesmaat belegd via financieel adviseurs. Zij die het nog aandurven, moeten van de AFM een vergunning hebben en aan allerlei eisen voldoen.

Die eisen zijn de laatste jaren strenger geworden. Om consumenten te beschermen. Dat is niet helemaal verwonderlijk, zeker niet als adviseurs zelf portefeuilles samenstellen voor hun klanten en feitelijk als vermogensbeheerder optreden. Maar wie als adviseur een kant-en-klaar profielfonds wil adviseren aan zijn klant, moet aan dezelfde regelgeving voldoen. En dan strekken de eisen wel erg ver.

 

Profielfondsen zijn vergelijkbaar met modelportefeuilles van vermogensbeheerders

Profielfondsen zijn fondsen die specifiek beheerd worden voor een bepaald risicoprofiel. De doelstelling van het fonds is om zoveel mogelijk rendement te genereren binnen een vastgesteld risicokader. Net zoals bij vermogensbeheer dus.

Verreweg de meeste vermogensbeheerders beheren het vermogen van hun klanten aan de hand van modelportefeuilles. En die modelportefeuilles worden beheerd voor een bepaald risicoprofiel, dus niet specifiek voor een klant. Vergelijkbaar dus met profielfondsen.

Het ene heet individueel vermogensbeheer, het andere collectief vermogensbeheer. Beleggingstechnisch niet al te veel verschil, maar voor de regelgeving wel.

 

Verschil in wettelijke zorgplicht

Wie als adviseur een klant begeleidt naar individueel vermogensbeheer, heeft niets met welke regelgeving dan ook te maken. De adviseur voelt wellicht wat morele zorgplicht, maar de wettelijke zorgplicht ligt volledig bij de vermogensbeheerder die daar gemiddeld zo’n half procent fee per jaar extra voor in rekening brengt.

Dat is bij de begeleiding naar een profielfonds wel anders. Beleggingstechnisch hetzelfde idee, maar compleet anders in de praktijk. En dat heeft niet te maken met het vaststellen van het risicoprofiel, wat een vergunningsvrije activiteit is. Wel gaat het om de zorg dat het profielfonds van zijn advies past bij het risicoprofiel van de klant. En dan heeft een adviseur te maken met dezelfde zorgplicht als de individueel vermogensbeheerder, terwijl hij daar niet dezelfde provisie voor kan rekenen. Sterker nog, hij mag al blij zijn als hij überhaupt íets in rekening kan brengen.

En toch is het heel goed mogelijk dat de klant beter af is met een profielfonds. Vanwege de lagere kosten in vergelijking met individueel vermogensbeheer. Want het is algemeen bekend: rendement begint bij het goedmaken van kosten.

 

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 2

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 3

Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen (deel 2)

In onderzoeken van Advies-Check komst steevast naar voren dat profielfondsen over het algemeen beter renderen dan modelportefeuilles van vermogensbeheerders. Beleggingstechnisch is er weinig onderscheid. Kostentechnisch wel, en dat verklaart het verschil in rendement. En dan is er nog een verschil: de zorg- en administratieplicht voor adviseurs. Dat verschil maakt hét verschil…

De ene vermogensbeheerder is de andere niet. Kosten, risicobandbreedtes, behaalde rendementen, contact met klanten; het zijn allemaal elementen waarin vermogensbeheerders van elkaar verschillen en die de tevredenheid van een consument flink bepalen. Bepaald geen sinecure dus om een passende vermogensbeheerder te vinden. Maar een adviseur kan opgelucht zijn: hij heeft geen enkele zorg- of administratieplicht als hij een beheerder selecteert voor zijn klant.

Dat is anders bij profielfondsen. Wie als adviseur zijn klant wil begeleiden naar een gemaksoplossing als een profielfonds, heeft twee keuzes. Ofwel hij adviseert een concreet profielfonds, óf hij stelt alleen een profiel op en schuift meerdere profielfondsen naar voren die aan dat profiel voldoen, met als boodschap ‘zoek het verder zelf maar uit’.

Als een adviseur een concreet profielfonds adviseert, is een klant ook concreet geholpen. Maar de adviseur moet dan wel beschikken over een Nationaal Regime-vergunning. En uitvoering geven aan de zorg- en administratieplicht die daarbij hoort. Hij gedraagt zich dan namelijk in de ogen van de overheid als een vermogensbeheerder, ook al kiest hij uiteindelijk de onderliggende beleggingen niet uit. Hij moet een klantprofiel opstellen én bijhouden, met daarin de financiële positie, kennis en ervaring, beleggingsdoelstellingen en risicobereidheid van de klant. En hij moet duidelijk maken waarom het geadviseerde profielfonds bij de klant past. Een tijdrovend klusje.

Simpeler is het als een adviseur alleen een risicoprofiel van een klant opstelt, een vergunningsvrije activiteit, en daarbij een overzicht geeft van de profielfondsen die daarbij passen. Zolang de klant zelf de keuze voor het profielfonds (het beleggingsinstrument) moet maken, beschouwt de overheid dit niet als een advies. En als de klant zelf zorgt voor de aankoop via een beleggingsrekening, is een Nationaal Regime-vergunning niet nodig. Het vergt wat meer aandacht van de klant, maar die is goedkoper uit, wat beter kan uitpakken voor zijn latere rendement.

Drie vormen van vermogensopbouw, met elk een specifieke rol voor een adviseur. Hoeveel adviseurs nemen hun klanten mee in dat complete verhaal? Hoeveel adviseurs laten hun klanten zien dat er een keuze is tussen vermogensbeheer en een profielfonds? Tussen advies en een stukje execution-only? Tussen de kosten die alle drie vormen met zich mee brengen? En tussen de potentiële opbrengsten?

 

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 1

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 3

Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen (deel 3)

Wie als adviseur een bepaalde gemaksoplossing als een profielfonds adviseert aan zijn klant, heeft een Nationaal Regime-vergunning van de AFM nodig. Je gedraagt je dan namelijk als een ‘beleggingsonderneming’ waar zorgplicht en rapportageregels voor gelden. Sinds begin 2018 is MIFID II van kracht, met zwaardere regels voor beleggingsondernemingen. Wat betekent dit voor jou als je klanten wilt adviseren over profielfondsen?

Profielfondsen zijn vermogensopbouwproducten met een beleggingscomponent en vallen onder de reikwijdte van MIFID. Dat geldt niet alleen voor de producten zelf, maar ook voor de dienstverlening eromheen. Dus ook voor jou als je deze producten aan consumenten adviseert of erin bemiddelt.

MIFID is in 2007 in werking getreden. Een klein half jaar later werd het Nationaal Regime geboren, bedoeld om een deel van de MIFID-regels te verlichten voor adviseurs die willen bemiddelen in of adviseren over beleggingsfondsen.

Sinds begin 2018 zijn de MIFID-regels verder aangescherpt en uitgebreid onder de noemer MIFID-II. Het Minister van Financiën heeft zich nadien gebogen over de vraag in hoeverre deze nieuwe regels ook voor adviseurs met een Nationaal Regime-vergunning moeten gelden.

Op 30 augustus 2018 maakte het ministerie bekend hoe zij het Nationaal Regime verwacht aan te passen. Daarop startte een consultatieperiode, die op 12 oktober werd gesloten.

Sindsdien is het stil.

Maar op basis van de tekst van de voorgestelde aanpassingen en de beperkte hoeveelheid reacties van belanghebbenden kan al wel een beeld worden verkregen van de mate waarin MIFID-II invloed heeft op het Nationaal Regime. Als je klanten wilt adviseren over gemaksoplossingen als profielfondsen moet je rekening houden met in ieder geval de volgende 3 onderdelen:

1. Dossiervorming

Waarschijnlijk doe je het al. Het is in ieder geval een logische: dossiervorming. Je inventariseert een aantal zaken van je klant om een goed advies te kunnen formuleren.  De financiële positie, de kennis van beleggen, de ervaring met beleggen, de doelstellingen voor het te beleggen vermogen en de risicobereidheid en -capaciteit mbt het te beleggen vermogen. Het zijn zaken die je in kaart wilt hebben gebracht voordat je een beleggingsprofiel opstelt voor een klant en overgaat tot een advies. Je legt het vast in een dossier dat je minimaal 5 jaar bewaart.

2. Beleggingsbeleid

Als je adviseert over en/of bemiddelt in een profielfonds word je gezien als een ‘distributeur’. Je moet dan beleid opstellen waarin je beschrijft welke profielfondsen je meeneemt in je beoordeling en voor welke type klanten (beleggingsprofiel) jij die profielfondsen geschikt vindt. Belangrijk hierbij zijn de kenmerken en risico’s van de profielfondsen. En hoe deze volgens jou passen bij een bepaald klant-beleggingsprofiel.

3. Advies

Als je daadwerkelijk een profielfonds wilt adviseren, moet je een adviesovereenkomst met je klant hebben. Hierin geef je aan of je op onafhankelijke basis adviseert of niet. En je vermeldt met welke rechten en plichten jij en je klant te maken hebben. In je uiteindelijke advies moet je rekeninghouden met een geschiktheidsrapportage en met de pre-contractuele informatie.

De geschiktheidsrapportage is niets anders dan de basis voor je advies: Waarom jij vindt dat een bepaald fonds bij je klant past. Hierbij moet je bijvoorbeeld onder meer ingaan op de doelstellingen van je klant, op zijn risicocapaciteit en op de mate waarin je klant de risico’s van het advies moet kunnen begrijpen op grond van zijn kennis en ervaring. Je moet ook aangeven of de geschiktheidstoets eenmalig is, of binnen je adviesrelatie periodiek plaatsvindt.

De pre-contractuele informatie betreft alle noodzakelijke informatie over het profielfonds dat je adviseert, zoals de kosten en de risico’s. Maar ook op welke manier je klant de belegging kan/moet aanschaffen en welke kosten daarmee gepaard gaan.

Het advies zelf, dus inclusief de adviesovereenkomst en de geschiktheidsrapportage neem je op in het dossier van je klant. Belangrijk is dat de manier waarop het advies wordt gegeven en indien van toepassing ook tot uitvoering wordt gebracht, wordt vastgelegd. Als dit telefonisch is, moet het gesprek daadwerkelijk worden opgenomen en bewaard.

 

Slotopmerking

De verwachting is dat het Ministerie van Financiën begin 2019 met het definitieve voorstel komt voor de implementatie van MiFID II voor het Nationaal Regime. Dan zal ook duidelijk worden welke eisen er gaan worden gesteld aan de vakbekwaamheid van adviseurs die willen adviseren over profielfondsen.

 

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 1

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 2

Het Maggi-concept voor de financieel adviseur

Als één reclameslogan de tand des tijds wel heeft doorstaan, is het wel deze: ‘Een beetje van jezelf en een beetje van Maggi’. Een slogan die tegenwoordig voor van alles en nog wat van toepassing is. Elektrische fietsen, automatische grasmaaiers, maaltijdboxen, Funda, Pixlr en zo kan ik nog wel even doorgaan. Maar het ‘beetje van Maggi’ lijkt afwezig te zijn in de financieel adviesbranche. Daar is het óf doe-het-zelven óf alles uitbesteden. Best opmerkelijk.

Invloed digitalisering

We weten het al bijna niet meer, maar er was een tijd dat internet niet bestond. En daarmee dus ook geen vergelijkingssites voor de beste spaarrente, de goedkoopste hypotheek of de meest uitgebreide verzekering. Banken en tussenpersonen hadden het monopolie op financiële advisering. De consument wist niet beter. Iedereen richtte zich, bij gebrek aan alternatief, tot de ‘expert’. Iedereen besteedde alles uit.

Internet heeft de boel opgeschud. De eigenwijsheid dook op. De consument van nu informeert zich. Die doe-het-zelft waar hij kan, besteedt uit waar hij wil. En zo kan het dat ondanks Funda, veel makelaars niets te klagen hebben over klandizie. Dat er werk blijft voor professionele fotografen hoewel je met een app op je mobiel de mooiste foto’s kunt maken. En dat taxi’s niet zomaar uit het straatbeeld zullen verdwijnen als de zelfrijdende auto zijn intrede doet.

Gedateerde werkwijze

Internet brengt voor financiële diensten transparantie en gemak. Maar ook belachelijk veel keuzes en weinig houvast. Fijn dat er onafhankelijk adviseurs zijn die je als consument de weg wijzen. Maar de branche staat helaas nog wel met 2 benen in het verleden.

Dat is niet zozeer of alleen te wijten aan financieel adviseurs, maar door hun werkwijze beperken ze zich wel in hun klantenbestand en in de waarde van hun adviezen. Ze trekken immers alléén die klanten aan die inderdaad alles willen uitbesteden. En kijken meestal alléén naar producten waarin ze ook kunnen bemiddelen.

Beperkt advies

In mijn eigen vakgebied met mijn focus op beleggingsoplossingen van banken, verzekeraars en vermogensbeheerders is dat nogal beperkend. Hoewel er een wereld van adviesbehoeftige consumenten rondloopt met allemaal vragen op het gebied van sparen, beleggen en aflossen, maakt maar een klein deel de gang naar een adviseur. En wie die gang wel maakt, krijgt maar een beperkt advies omdat maar zo weinig beleggingsoplossingen ‘bemiddelbaar’ zijn voor een adviseur.

Een beetje van de consument, een beetje van de adviseur

Het wordt tijd voor een beetje Maggi van de financieel adviseur. Internet maakt heel veel mogelijk. Tools waarmee consumenten hun eigen financiële huishouding kunnen invoeren, ‘customer journey’s’ om hypotheken, beleggingsoplossingen of andere financiële producten zélf af te sluiten. Maar de persoonlijke duiding ontbreekt. En dat is juist het domein van de onafhankelijk financieel adviseur. Dat is zijn magie, oftewel… de Maggi.

Hoe haalbaar zijn financiële doelen?

“Waarom zou je de zekerheid van het niet halen van je financiële doelen niet ruilen voor de onzekerheid dat je ze wél haalt met beleggen?” Met die zin sloot Robert-John Thomson van Nationale-Nederlanden Bank onlangs zijn presentatie af bij de kennissessie van Advies-Check over vermogensadvies in Apeldoorn.

Het is een zin om over na te denken. En die velen wellicht tot motto zouden moeten verheffen. Mét hulp van een onafhankelijk financieel adviseur.

Iedereen staat tegenwoordig voor dezelfde financiële keuzes: hoeveel geld als inkomen of als pensioen is genoeg voor mij. De overheid draagt daar steeds minder aan bij. Dat wat iemand nodig vindt of nodig heeft, moet dus in steeds grotere mate door hemzelf worden bijeengebracht. En dat kunnen forse bedragen zijn.

Wie vanaf zijn 68e tot zijn 90ste naast zijn AOW 1.000 euro extra per maand zou willen, moet tegen die tijd 380.000 euro hebben gespaard (rekeninghoudend met 1,5% inflatie).

Maar 1.000 euro is niet hetzelfde als 1.000 euro over 20 jaar…

Wie nu 45 jaar oud is en op basis van de huidige koopkracht vanaf zijn 68ste 1.000 euro extra per maand wil hebben, moet tegen die tijd 1.700 euro maandelijks beschikbaar hebben. En een spaarpot hebben van maar liefst 435.000 euro!!! Dan kan hij na zijn pensioen nog 22 jaar interen op zijn vermogen.

Wie nu nog moet beginnen om dat kapitaal bij elkaar te sparen, is jammerlijk te laat. Dat zou 1.690 euro per maand betekenen bij een gemiddelde spaarrente van 2%. Maar ook met een bestaande buffer van bijvoorbeeld 100.000 euro, is het bijna niet op te brengen: 1.250 euro per maand. Althans niet met sparen. En al helemaal niet als de huidige bizar lage rente nog jaren aanhoudt.

Dan komt de vraag toch weer naar voren: Waarom zou je de zekerheid van het niet halen van je financiële doelen niet ruilen voor de onzekerheid dat je ze wél haalt met beleggen?

 

MIFID II zet de onafhankelijke adviseur deels buitenspel

Het leek zo’n goed idee van de Europese overheid, dat hele MIFID II. Banken en vermogensbeheerders zouden voortaan moeten voldoen aan nóg strengere regels om te zorgen dat het vermogen van hun klanten niet wordt verkwanseld. Het was een flinke klus, maar het is gelukt. MIFID II is ingevoerd en banken en vermogensbeheerders doen hun stinkende best om het vermogen van hun klanten te beheren conform de nieuwe regelgeving. Dat lijkt positief, maar ís dat het ook?

 

Onlangs noemde een vermogensbeheerder de nieuwe regelgeving voor vermogensbeheer, MIFID II, een forse achteruitgang van zijn dienstverlening. Hij voegde daar een opsomming bij van de administratieve inspanningen die hij moet leveren om ‘compliant’ te zijn. Zowaar een heel lijstje. Die je inderdaad doen afvragen of een vermogensbeheerder nog wel aan zijn eigenlijke werk toekomt: het beheren van vermogens.

 

Onderbelichte keerzijde administratieve rompslomp

Wat mij betreft is de toegenomen bureaucratie volstrekt acceptabel als het er voor de consument beter op wordt. Ik vrees dat dat niet zo is. Alle verplichte administratieve rompslomp voor de vermogensbeheerder maakt het beheer duurder en zet de onafhankelijke adviseur buitenspel. Met name dit laatste is een zorgelijke ontwikkeling. Niet alleen voor die adviseur, óók voor de consument.

 

Risicomandaat verschilt per beheerder

Een vermogensbeheerder is verplicht om de risicocapaciteit, risicobereidheid en risicotolerantie van de klant kennen. Maar het gekke is dat die beheerder zélf mag bepalen hoe hij die begrippen definieert én welke consequenties hij hieraan verbindt. Dat betekent dus dat nog los van het beleggingsbeleid, de uitgangspunten voor het beheer per vermogensbeheerder verschillen.

 

Dat is vreemd, toch?

 

Risicoprofiel gekoppeld aan te beleggen bedrag

De risicobandbreedte van een klant wordt dus bepaald door de vermogensbeheerder. Dat moet hij zorgvuldig doen van MIFID II. En dat kost dus tijd. Oók voor de potentiële klant. Die wordt immers geacht alle informatie te verstrekken waar de beheerder om vraagt. Allemaal vragen die tot doel hebben om het risicoprofiel te bepalen.

 

Nu is dat profiel gekoppeld aan het te beheren bedrag. Hoe hóóg het bedrag is, mag of moet zijn, daar hoeft de beheerder zich niet mee te bemoeien, zolang de risicobandbreedte maar passend is voor het vermogen dat de beheerder gaat beleggen. Toch is het vrij cruciaal voor een consument hoeveel hij beschikbaar zal of misschien wel móet stellen voor beleggen. Kan hij niet beter kan aflossen of sparen? Is de fiscaliteit van pensioenbeleggen niet interessanter?

 

Waar is de onafhankelijk financieel adviseur?

Dit soort vragen hoeven niet aan bod te komen tijdens de inventarisatie door de vermogensbeheerder. De antwoorden kunnen echter wél verband houden met het risicoprofiel.

 

Daar wringt het.

 

Nu de verantwoordelijkheid voor de risicobandbreedte volledig bij de vermogensbeheerder is komen te liggen, blijven alle vragen die hieraan voorafgaan onbeantwoord. Hoeveel zal ik beleggen? Welke horizon kan ik aan? Welk doel moet ik voor ogen hebben? Vragen die bij uitstek met een onafhankelijk adviseur doorgesproken kunnen worden. Én vragen die uiteindelijk ook betrekking hebben op het risicoprofiel van de klant en zijn te beheren bedrag. Evenals vragen over de risicocapaciteit, risicobereidheid en risicotolerantie. Die persoonlijk zijn voor élke klant. En waarbij het dus best vreemd te noemen is dat daar bij elke vermogensbeheerder een andere uitkomst voor het beleggen aan kan hangen.

 

Ongewenst effect MIFID II

MIFID II geeft vermogensbeheerders een zwaardere (en duurdere) zorgplicht om de klant goed te kennen.  Maar door de verantwoordelijkheid voor het risicoprofiel van de klant bij vermogensbeheerders te verzwaren, wordt de pas afgesneden voor financieel adviseurs om relevant te zijn.