Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen (deel 1)

Veel financieel adviseurs verwijzen mensen graag direct naar een vermogensbeheerder bij vragen over beleggen. Zo min mogelijk zorgplicht, lijkt hun credo. Toch onthouden adviseurs hun klanten zo van aantrekkelijke beleggingsmogelijkheden. Met dank aan wet- en regelgeving, helaas.

Sinds de beurscrash van 2008, de woekerpolisaffaire en de invoering van het provisieverbod wordt er nog maar mondjesmaat belegd via financieel adviseurs. Zij die het nog aandurven, moeten van de AFM een vergunning hebben en aan allerlei eisen voldoen.

Die eisen zijn de laatste jaren strenger geworden. Om consumenten te beschermen. Dat is niet helemaal verwonderlijk, zeker niet als adviseurs zelf portefeuilles samenstellen voor hun klanten en feitelijk als vermogensbeheerder optreden. Maar wie als adviseur een kant-en-klaar profielfonds wil adviseren aan zijn klant, moet aan dezelfde regelgeving voldoen. En dan strekken de eisen wel erg ver.

 

Profielfondsen zijn vergelijkbaar met modelportefeuilles van vermogensbeheerders

Profielfondsen zijn fondsen die specifiek beheerd worden voor een bepaald risicoprofiel. De doelstelling van het fonds is om zoveel mogelijk rendement te genereren binnen een vastgesteld risicokader. Net zoals bij vermogensbeheer dus.

Verreweg de meeste vermogensbeheerders beheren het vermogen van hun klanten aan de hand van modelportefeuilles. En die modelportefeuilles worden beheerd voor een bepaald risicoprofiel, dus niet specifiek voor een klant. Vergelijkbaar dus met profielfondsen.

Het ene heet individueel vermogensbeheer, het andere collectief vermogensbeheer. Beleggingstechnisch niet al te veel verschil, maar voor de regelgeving wel.

 

Verschil in wettelijke zorgplicht

Wie als adviseur een klant begeleidt naar individueel vermogensbeheer, heeft niets met welke regelgeving dan ook te maken. De adviseur voelt wellicht wat morele zorgplicht, maar de wettelijke zorgplicht ligt volledig bij de vermogensbeheerder die daar gemiddeld zo’n half procent fee per jaar extra voor in rekening brengt.

Dat is bij de begeleiding naar een profielfonds wel anders. Beleggingstechnisch hetzelfde idee, maar compleet anders in de praktijk. En dat heeft niet te maken met het vaststellen van het risicoprofiel, wat een vergunningsvrije activiteit is. Wel gaat het om de zorg dat het profielfonds van zijn advies past bij het risicoprofiel van de klant. En dan heeft een adviseur te maken met dezelfde zorgplicht als de individueel vermogensbeheerder, terwijl hij daar niet dezelfde provisie voor kan rekenen. Sterker nog, hij mag al blij zijn als hij überhaupt íets in rekening kan brengen.

En toch is het heel goed mogelijk dat de klant beter af is met een profielfonds. Vanwege de lagere kosten in vergelijking met individueel vermogensbeheer. Want het is algemeen bekend: rendement begint bij het goedmaken van kosten.

 

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 2

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 3

Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen (deel 2)

In onderzoeken van Advies-Check komst steevast naar voren dat profielfondsen over het algemeen beter renderen dan modelportefeuilles van vermogensbeheerders. Beleggingstechnisch is er weinig onderscheid. Kostentechnisch wel, en dat verklaart het verschil in rendement. En dan is er nog een verschil: de zorg- en administratieplicht voor adviseurs. Dat verschil maakt hét verschil…

De ene vermogensbeheerder is de andere niet. Kosten, risicobandbreedtes, behaalde rendementen, contact met klanten; het zijn allemaal elementen waarin vermogensbeheerders van elkaar verschillen en die de tevredenheid van een consument flink bepalen. Bepaald geen sinecure dus om een passende vermogensbeheerder te vinden. Maar een adviseur kan opgelucht zijn: hij heeft geen enkele zorg- of administratieplicht als hij een beheerder selecteert voor zijn klant.

Dat is anders bij profielfondsen. Wie als adviseur zijn klant wil begeleiden naar een gemaksoplossing als een profielfonds, heeft twee keuzes. Ofwel hij adviseert een concreet profielfonds, óf hij stelt alleen een profiel op en schuift meerdere profielfondsen naar voren die aan dat profiel voldoen, met als boodschap ‘zoek het verder zelf maar uit’.

Als een adviseur een concreet profielfonds adviseert, is een klant ook concreet geholpen. Maar de adviseur moet dan wel beschikken over een Nationaal Regime-vergunning. En uitvoering geven aan de zorg- en administratieplicht die daarbij hoort. Hij gedraagt zich dan namelijk in de ogen van de overheid als een vermogensbeheerder, ook al kiest hij uiteindelijk de onderliggende beleggingen niet uit. Hij moet een klantprofiel opstellen én bijhouden, met daarin de financiële positie, kennis en ervaring, beleggingsdoelstellingen en risicobereidheid van de klant. En hij moet duidelijk maken waarom het geadviseerde profielfonds bij de klant past. Een tijdrovend klusje.

Simpeler is het als een adviseur alleen een risicoprofiel van een klant opstelt, een vergunningsvrije activiteit, en daarbij een overzicht geeft van de profielfondsen die daarbij passen. Zolang de klant zelf de keuze voor het profielfonds (het beleggingsinstrument) moet maken, beschouwt de overheid dit niet als een advies. En als de klant zelf zorgt voor de aankoop via een beleggingsrekening, is een Nationaal Regime-vergunning niet nodig. Het vergt wat meer aandacht van de klant, maar die is goedkoper uit, wat beter kan uitpakken voor zijn latere rendement.

Drie vormen van vermogensopbouw, met elk een specifieke rol voor een adviseur. Hoeveel adviseurs nemen hun klanten mee in dat complete verhaal? Hoeveel adviseurs laten hun klanten zien dat er een keuze is tussen vermogensbeheer en een profielfonds? Tussen advies en een stukje execution-only? Tussen de kosten die alle drie vormen met zich mee brengen? En tussen de potentiële opbrengsten?

 

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 1

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 3

Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen (deel 3)

Wie als adviseur een bepaalde gemaksoplossing als een profielfonds adviseert aan zijn klant, heeft een Nationaal Regime-vergunning van de AFM nodig. Je gedraagt je dan namelijk als een ‘beleggingsonderneming’ waar zorgplicht en rapportageregels voor gelden. Sinds begin 2018 is MIFID II van kracht, met zwaardere regels voor beleggingsondernemingen. Wat betekent dit voor jou als je klanten wilt adviseren over profielfondsen?

Profielfondsen zijn vermogensopbouwproducten met een beleggingscomponent en vallen onder de reikwijdte van MIFID. Dat geldt niet alleen voor de producten zelf, maar ook voor de dienstverlening eromheen. Dus ook voor jou als je deze producten aan consumenten adviseert of erin bemiddelt.

MIFID is in 2007 in werking getreden. Een klein half jaar later werd het Nationaal Regime geboren, bedoeld om een deel van de MIFID-regels te verlichten voor adviseurs die willen bemiddelen in of adviseren over beleggingsfondsen.

Sinds begin 2018 zijn de MIFID-regels verder aangescherpt en uitgebreid onder de noemer MIFID-II. Het Minister van Financiën heeft zich nadien gebogen over de vraag in hoeverre deze nieuwe regels ook voor adviseurs met een Nationaal Regime-vergunning moeten gelden.

Op 30 augustus 2018 maakte het ministerie bekend hoe zij het Nationaal Regime verwacht aan te passen. Daarop startte een consultatieperiode, die op 12 oktober werd gesloten.

Sindsdien is het stil.

Maar op basis van de tekst van de voorgestelde aanpassingen en de beperkte hoeveelheid reacties van belanghebbenden kan al wel een beeld worden verkregen van de mate waarin MIFID-II invloed heeft op het Nationaal Regime. Als je klanten wilt adviseren over gemaksoplossingen als profielfondsen moet je rekening houden met in ieder geval de volgende 3 onderdelen:

1. Dossiervorming

Waarschijnlijk doe je het al. Het is in ieder geval een logische: dossiervorming. Je inventariseert een aantal zaken van je klant om een goed advies te kunnen formuleren.  De financiële positie, de kennis van beleggen, de ervaring met beleggen, de doelstellingen voor het te beleggen vermogen en de risicobereidheid en -capaciteit mbt het te beleggen vermogen. Het zijn zaken die je in kaart wilt hebben gebracht voordat je een beleggingsprofiel opstelt voor een klant en overgaat tot een advies. Je legt het vast in een dossier dat je minimaal 5 jaar bewaart.

2. Beleggingsbeleid

Als je adviseert over en/of bemiddelt in een profielfonds word je gezien als een ‘distributeur’. Je moet dan beleid opstellen waarin je beschrijft welke profielfondsen je meeneemt in je beoordeling en voor welke type klanten (beleggingsprofiel) jij die profielfondsen geschikt vindt. Belangrijk hierbij zijn de kenmerken en risico’s van de profielfondsen. En hoe deze volgens jou passen bij een bepaald klant-beleggingsprofiel.

3. Advies

Als je daadwerkelijk een profielfonds wilt adviseren, moet je een adviesovereenkomst met je klant hebben. Hierin geef je aan of je op onafhankelijke basis adviseert of niet. En je vermeldt met welke rechten en plichten jij en je klant te maken hebben. In je uiteindelijke advies moet je rekeninghouden met een geschiktheidsrapportage en met de pre-contractuele informatie.

De geschiktheidsrapportage is niets anders dan de basis voor je advies: Waarom jij vindt dat een bepaald fonds bij je klant past. Hierbij moet je bijvoorbeeld onder meer ingaan op de doelstellingen van je klant, op zijn risicocapaciteit en op de mate waarin je klant de risico’s van het advies moet kunnen begrijpen op grond van zijn kennis en ervaring. Je moet ook aangeven of de geschiktheidstoets eenmalig is, of binnen je adviesrelatie periodiek plaatsvindt.

De pre-contractuele informatie betreft alle noodzakelijke informatie over het profielfonds dat je adviseert, zoals de kosten en de risico’s. Maar ook op welke manier je klant de belegging kan/moet aanschaffen en welke kosten daarmee gepaard gaan.

Het advies zelf, dus inclusief de adviesovereenkomst en de geschiktheidsrapportage neem je op in het dossier van je klant. Belangrijk is dat de manier waarop het advies wordt gegeven en indien van toepassing ook tot uitvoering wordt gebracht, wordt vastgelegd. Als dit telefonisch is, moet het gesprek daadwerkelijk worden opgenomen en bewaard.

 

Slotopmerking

De verwachting is dat het Ministerie van Financiën begin 2019 met het definitieve voorstel komt voor de implementatie van MiFID II voor het Nationaal Regime. Dan zal ook duidelijk worden welke eisen er gaan worden gesteld aan de vakbekwaamheid van adviseurs die willen adviseren over profielfondsen.

 

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 1

Lees ook: Het complete verhaal over zorgplicht bij profielfondsen – deel 2

MIFID II zet de onafhankelijke adviseur deels buitenspel

Het leek zo’n goed idee van de Europese overheid, dat hele MIFID II. Banken en vermogensbeheerders zouden voortaan moeten voldoen aan nóg strengere regels om te zorgen dat het vermogen van hun klanten niet wordt verkwanseld. Het was een flinke klus, maar het is gelukt. MIFID II is ingevoerd en banken en vermogensbeheerders doen hun stinkende best om het vermogen van hun klanten te beheren conform de nieuwe regelgeving. Dat lijkt positief, maar ís dat het ook?

 

Onlangs noemde een vermogensbeheerder de nieuwe regelgeving voor vermogensbeheer, MIFID II, een forse achteruitgang van zijn dienstverlening. Hij voegde daar een opsomming bij van de administratieve inspanningen die hij moet leveren om ‘compliant’ te zijn. Zowaar een heel lijstje. Die je inderdaad doen afvragen of een vermogensbeheerder nog wel aan zijn eigenlijke werk toekomt: het beheren van vermogens.

 

Onderbelichte keerzijde administratieve rompslomp

Wat mij betreft is de toegenomen bureaucratie volstrekt acceptabel als het er voor de consument beter op wordt. Ik vrees dat dat niet zo is. Alle verplichte administratieve rompslomp voor de vermogensbeheerder maakt het beheer duurder en zet de onafhankelijke adviseur buitenspel. Met name dit laatste is een zorgelijke ontwikkeling. Niet alleen voor die adviseur, óók voor de consument.

 

Risicomandaat verschilt per beheerder

Een vermogensbeheerder is verplicht om de risicocapaciteit, risicobereidheid en risicotolerantie van de klant kennen. Maar het gekke is dat die beheerder zélf mag bepalen hoe hij die begrippen definieert én welke consequenties hij hieraan verbindt. Dat betekent dus dat nog los van het beleggingsbeleid, de uitgangspunten voor het beheer per vermogensbeheerder verschillen.

 

Dat is vreemd, toch?

 

Risicoprofiel gekoppeld aan te beleggen bedrag

De risicobandbreedte van een klant wordt dus bepaald door de vermogensbeheerder. Dat moet hij zorgvuldig doen van MIFID II. En dat kost dus tijd. Oók voor de potentiële klant. Die wordt immers geacht alle informatie te verstrekken waar de beheerder om vraagt. Allemaal vragen die tot doel hebben om het risicoprofiel te bepalen.

 

Nu is dat profiel gekoppeld aan het te beheren bedrag. Hoe hóóg het bedrag is, mag of moet zijn, daar hoeft de beheerder zich niet mee te bemoeien, zolang de risicobandbreedte maar passend is voor het vermogen dat de beheerder gaat beleggen. Toch is het vrij cruciaal voor een consument hoeveel hij beschikbaar zal of misschien wel móet stellen voor beleggen. Kan hij niet beter kan aflossen of sparen? Is de fiscaliteit van pensioenbeleggen niet interessanter?

 

Waar is de onafhankelijk financieel adviseur?

Dit soort vragen hoeven niet aan bod te komen tijdens de inventarisatie door de vermogensbeheerder. De antwoorden kunnen echter wél verband houden met het risicoprofiel.

 

Daar wringt het.

 

Nu de verantwoordelijkheid voor de risicobandbreedte volledig bij de vermogensbeheerder is komen te liggen, blijven alle vragen die hieraan voorafgaan onbeantwoord. Hoeveel zal ik beleggen? Welke horizon kan ik aan? Welk doel moet ik voor ogen hebben? Vragen die bij uitstek met een onafhankelijk adviseur doorgesproken kunnen worden. Én vragen die uiteindelijk ook betrekking hebben op het risicoprofiel van de klant en zijn te beheren bedrag. Evenals vragen over de risicocapaciteit, risicobereidheid en risicotolerantie. Die persoonlijk zijn voor élke klant. En waarbij het dus best vreemd te noemen is dat daar bij elke vermogensbeheerder een andere uitkomst voor het beleggen aan kan hangen.

 

Ongewenst effect MIFID II

MIFID II geeft vermogensbeheerders een zwaardere (en duurdere) zorgplicht om de klant goed te kennen.  Maar door de verantwoordelijkheid voor het risicoprofiel van de klant bij vermogensbeheerders te verzwaren, wordt de pas afgesneden voor financieel adviseurs om relevant te zijn.

 

Zet duurzaam de trend in rendement?

Duurzaam beleggen is een begrip dat vele betekenissen heeft. De ene aanbieder is bijvoorbeeld ‘strenger’ in de leer dan de ander. Maar hoe presteert duurzaam nu op het gebied van rendement?

Voor de analyse naar de resultaten van duurzame beleggingsoplossingen over 2017 zijn we uitgegaan van het predikaat dat een aanbieder zélf aan zijn beleggingsoplossing geeft. Advies-Check heeft niet beoordeeld of de onderliggende beleggingen daadwerkelijk voldoen aan criteria op het gebied van mens, milieu en maatschappelijk verantwoord beleggen.

Van de onderzochte 263 beleggingsoplossingen zijn 31 portefeuilles volgens de aanbieder ‘duurzaam’. Deze portefeuilles worden beheerd door 5 aanbieders:

  • ABN AMRO (beheer)
  • ASN (beheer en execution-only)
  • ING (beheer)
  • NNEK (beheer)
  • Rabobank (beheer)

De rendementen van duurzaam beleggen blijken nauwelijks te verschillen van oplossingen die niet per se voldoen aan duurzaamheidscriteria. In de oplossingen met een ‘gemiddeld risico’ is een lichte voorsprong waar te nemen. In de overige profielen is het effect heel licht negatiever.

 

Evaluatie 2017: Nauwelijks verschil in risicoprofielen

Hoe hebben vermogensbeheerders en aanbieders van profieloplossingen het gedaan in 2017? Advies-Check zocht het uit. In meerdere artikelen geeft Advies-Check een weergave van verschillende analyses. In deel 1:  hoe gaan aanbieders om met risico?

 

Risicoprofilering blijkt homogeen terrein

Vermogensbeheer gaat over het matchen van iemands risicoprofiel met passende beleggingen. Dat gebeurt bij vrijwel de meeste vermogensbeheerders aan de hand van modelportefeuilles. Elke modelportefeuille wordt samengesteld voor een bepaalde risicobandbreedte en vervolgens al dan niet gekoppeld aan een klant.

Profielfondsen zijn beleggingsfondsen die door een fondsaanbieder (de beheerder) eveneens worden samengesteld voor een bepaalde risicobandbreedte. Een klant en/of zijn adviseur bepalen of het risicoprofiel van de klant matcht met de risicobandbreedte van een profieloplossing.

Risico-indicator geeft risicobandbreedte weer
Beide beleggingsoplossingen (beheer of profiel) werken dus met risicobandbreedtes. De AFM en de NVB hebben voor de herkenbaarheid en onderlinge vergelijkbaarheid richtlijnen opgesteld voor beheeroplossingen. Profielfondsen zijn wettelijk zelfs verplicht om aan te geven welk risicobandbreedte geldt voor het beleggingsbeleid.

De ‘risico-indicator’ bevat bij zowel de richtlijnen van AFM voor beheeroplossingen, als de Europese wetgeving voor profielfondsen een schaal van 1 tot 7. Oftewel een lager risico versus een hoger risico. De schaal is gebaseerd op de volatiliteit van de beleggingen binnen de modelportefeuille of het profielfonds.

In hoeverre verschillen ‘zeer defensieve’ van ‘zeer offensieve’ beleggingsoplossingen?
Zowel vermogensbeheerders als aanbieders van profielfondsen hebben meerdere (model)portefeuilles voor verschillende risicoprofielen. Het zijn er meestal 5. In naam variëren ze vaak van ‘zeer defensief’ tot ‘zeer offensief’.

Je zou verwachten dat het onderliggende risico zich ook verhoudt tot de schaal van 1 tot 7 en dat ‘zeer defensief’ dan in het 1e of 2e vakje van de schaal terecht komt, en ‘zeer offensief’ in het 6e of laatste vakje van de risicoschaal.

In de praktijk blijkt dat niet zo uit te pakken. Verreweg de meeste beleggingsoplossingen, zowel op basis van beheer áls op basis van execution-only (profielfondsen) schommelen rond het midden van de risicoschaal, of ze nu in naam ‘zeer defensief’ heten of ‘zeer offensief’.

Risico overdrijven is ook misleiding

Ze draaien weer op volle toeren, de marketingmachines van banken en verzekeraars om consumenten te verleiden tot beleggen. Sparen levert immers niets meer op, toch? Beleggen is het credo. En ja, dat daaraan ook beleggen risico’s kleven, daar duiken de marketeers niet voor weg. Dat mag wettelijk ook niet. En dus wordt het risico op waardedaling benoemd in elke reclame. Maar sommige banken gaan hierbij wel heel ver: U kunt uw inleg verliezen, zo stellen zij. En dat is opmerkelijk, zelfs misleidend.

 

Juridische disclaimer

De wet is er duidelijk over. Als een financiële onderneming reclame maakt voor een beleggingsdienst mogen de risico’s niet worden verhuld. Nou dat doen 2 grootbanken, ABN AMRO en ING, ook niet. In tegendeel. Ze laten luid en duidelijk weten dat je als consument je gehele inleg kunt verliezen als je bij ze gaat beleggen.

 

Waarschijnlijk begrijpen de meeste consumenten wel dat deze zinsnede puur juridische indekking is. Maar toch, kennelijk behoort het volledige verlies van de inleg tot een reële optie. Een angstaanjagend perspectief. Klopt dat ook?

 

Vermogensbeheer dempt risico’s

De diensten die de banken onder de aandacht brengen, betreffen bij beiden beleggen op basis van beheer. Een belangrijk verschil is de mate waarin de consument verantwoordelijk is voor zijn risicoprofiel. Bij de ene oplossing is de klant dat, bij de andere is de bank dat.

 

Bij beide diensten bepaalt de bank de beleggingen, niet de klant. En de bank zorgt voor spreiding, óók in het meest risicovolle profiel. Vanuit de historie is immers gebleken dat spreiding risicodempend werkt. Dan hebben we het niet over spreiding over 10 verschillende aandelen, maar over wereldwijde spreiding over vaak meer dan 1.000 verschillende bedrijven, overheden en organisaties.

 

Het einde der tijden als kansberekening

Er moet dus nogal wat gebeuren om je gehele inleg te verliezen. Dan zouden de meer dan 1.000 bedrijven, overheden en organisaties waarin de banken beleggen in 1 dag in 1 klap failliet moeten gaan. En zouden de onderliggende assets van die bedrijven niets meer waard mogen zijn. Daarbij zouden de beleggingsexperts van beide banken hier van tevoren geen enkele aanleiding voor zien.

 

Dan praat je bijkans over Armageddon…

 

Een zeer onrealistisch scenario. En stel áls dat nog zou kunnen voorkomen. Wat zou die situatie dan voor je spaargeld betekenen? Voor je pensioen?

 

Indekken of misleiden?

De juridische waarschuwing van ABN AMRO en ING bevreemdt mij dus. Juist omdat beide banken het niet hebben over beleggen in één bedrijf, in bitcoins of in derivaten. Ze hebben het over gespreid beleggen binnen een bepaalde risicobandbreedte, waarvoor ze nota bene zélf de verantwoordelijkheid dragen. Hoeveel vertrouwen hebben ze daarin, zo vraag je je af na het horen van hun risicowaarschuwing.

 

Het is algemeen bekend dat beurskoersen fluctueren. Dat je een buffer én de tijd moet hebben om koersdalingen op te kunnen vangen. Waarschuwen voor die dalingen is dus zinvol. Maar het perspectief bieden dat je al je geld kunt verliezen is misleidend. Ook als het slechts juridische indekking is.

 

Beëindiging beleggingsadvies negeert basale klantbehoeften

Het is een uitstervende vorm van financiële dienstverlening: beleggingsadvies. In ieder geval voor de zogenaamd ‘kleine’ man, de gezinnen die minder dan 75.000 euro kunnen of willen beleggen. Het wordt te duur, ook al zeggen banken dat niet met zoveel woorden. Hoe erg is deze ontwikkeling?

Banken en vermogensbeheerders bieden klanten steeds minder mogelijkheden om beleggingsadvies te ontvangen. Ze verschuilen zich achter hun besluiten om te stoppen met deze advisering met het argument dat er betere alternatieven zijn. Dat is dan ofwel om alles zelf te doen met wat online hulptooltjes. Of om juist alles uit te besteden. Zelf beleggen of laten beleggen dus.

Laten beleggen, oftewel vermogensbeheer, wordt steeds toegankelijker. Was de dienst voorheen voorbehouden aan de ‘rijken’, tegenwoordig kun je je vermogen al vanaf 10 tot 50 euro per maand laten beheren. Geschikt voor de minder gefortuneerden onder ons dus.

Maar de vraag of zelf beleggen of laten beleggen voor iemand de meest optimale vorm van dienstverlening is, ligt niet zozeer aan de omvang van zijn vermogen, maar aan zijn ambitie om betrokken te zijn bij zijn financiële toekomst. En die ambitie verschilt van persoon tot persoon.

 

Financiële betrokkenheid verschilt per mens

De 4 klanttypes die onderzoeksbureau Forrester lang geleden onderscheidde bij consumenten en financieel advies, zijn nog steeds valide. Je hebt mensen die alles zelf (willen) doen, mensen die het zelf (willen) doen maar hun ideeën graag checken bij een professional, mensen die liever alles overlaten aan een professional en mensen die als het gaat om financiële zaken elke beslissing vermijden. Oftewel: self-directed consumenten, validators, delegators en avoiders.

Het besluit om te stoppen met beleggingsadvies negeert de wensen en de grootte van de groep ‘validators’. Deze groep heeft behoefte aan een schouderklopje, een duwtje in de goede richting, een luisterend oor, een beetje begeleiding. Dat mag best online zijn, zolang het maar wél persoonlijk is. En niet als iets dat ‘mógelijk bij u past’. Mensen willen zekerheid.

Maar die zekerheid kost geld. Te veel kennelijk. Mede door de wetgeving die alsmaar stringenter wordt. Daarmee wordt een grote groep nu niet meer bediend door de grootbanken. Consumenten die duidelijkheid willen over de vraag of ze nu moeten aflossen, sparen of beleggen, in box 1 of box 3. Die echt niet hoeven te sparren over het aandeel KPN of de koers van de dollar. Die simpelweg hun financiële basis op orde willen hebben.

 

Gering winstpotentieel?

Nu grootbanken zich terugtrekken uit dat domein ligt er een wereld open voor andere aanbieders.  Robo-adviseurs zijn er op dit gebied nog niet. Maar veel adviseurs van vlees en bloed zien net als de grootbanken qua verdienmodel weinig potentieel. Daarmee is sprake van een impasse die ten koste gaat van de financiële stevigheid van een grote groep consumenten. Wie doorbreekt deze patstelling?

Spaargaren & Sommer Vermogensadvies: “Wij zijn onafhankelijk van banken”

Spaargaren & Sommer Vermogensadvies is een beleggingsadviseur pur sang. Klanten houden zelf de regie over de beleggingen en bepalen zelf of ze de adviezen opvolgen. Maatwerk dus, een bijna uitstervende vorm van dienstverlening. Wél houdt Spaargaren & Sommer 4 risicoprofielen als basis.

NNEK nu ook bij Advies-Check

De vermogensbeheeroplossingen van NNEK zijn nu ook zichtbaar via Advies-Check. Daarmee is het overzicht dat Advies-Check geeft van beleggingsoplossingen die specifiek voor een bepaald risicoprofiel worden samengesteld completer dan ooit.

Diverse adviseurs hadden het al opgemerkt. NNEK ontbrak nog in het overzicht met aanbieders die gestandaardiseerde beleggingsoplossingen bieden voor verschillende risicoprofielen. Dat had zo zijn  redenen. NNEK wilde er zeker van zijn dat wij hun informatie op de juiste manier vergeleken zou kunnen worden met dat van concurrent-vermogensbeheerders. Onze recente toevoeging van het selectiefilter waarmee je als adviseur vermogensbeheeroplossingen kunt scheiden van execution-only profielfondsen, zette voor NNEK het sein op groen.

Na inzicht in de modelportefeuilles van ABN AMRO, Rabobank en talloze kleinere partijen zijn we met de modelportefeuilles van NNEK op ons platform bijna volledig in ons overzicht met ‘gestandaardiseerde’ beleggingsoplossingen voor consumenten. De druk wordt nu ook steeds groter op partijen die geen inzage willen geven, zoals Evi van Van Lanschot en Index Capital.

Met ‘gestandaardiseerde’ beleggingsoplossingen bedoelen we beleggingsoplossingen die zijn samengesteld voor een bepaald risicoprofiel, niet voor een individuele klant. Maatwerk vermogensbeheer begint vaak pas vanaf een vermogen 1 miljoen euro. Daaronder werken vrijwel alle aanbieders met modelportefeuilles. Elke klant met een bepaald risicoprofiel krijgt dan dezelfde modelportefeuille. Advies-Check wil het inzicht geven in juist die portefeuilles en het bijbehorende risico om adviseurs meer houvast te geven bij de begeleiding van hun klanten bij vermogensopbouw.