Evaluatie 2017: Nauwelijks verschil in risicoprofielen

Hoe hebben vermogensbeheerders en aanbieders van profieloplossingen het gedaan in 2017? Advies-Check zocht het uit. In meerdere artikelen geeft Advies-Check een weergave van verschillende analyses. In deel 1:  hoe gaan aanbieders om met risico?

 

Risicoprofilering blijkt homogeen terrein

Vermogensbeheer gaat over het matchen van iemands risicoprofiel met passende beleggingen. Dat gebeurt bij vrijwel de meeste vermogensbeheerders aan de hand van modelportefeuilles. Elke modelportefeuille wordt samengesteld voor een bepaalde risicobandbreedte en vervolgens al dan niet gekoppeld aan een klant.

Profielfondsen zijn beleggingsfondsen die door een fondsaanbieder (de beheerder) eveneens worden samengesteld voor een bepaalde risicobandbreedte. Een klant en/of zijn adviseur bepalen of het risicoprofiel van de klant matcht met de risicobandbreedte van een profieloplossing.

Risico-indicator geeft risicobandbreedte weer
Beide beleggingsoplossingen (beheer of profiel) werken dus met risicobandbreedtes. De AFM en de NVB hebben voor de herkenbaarheid en onderlinge vergelijkbaarheid richtlijnen opgesteld voor beheeroplossingen. Profielfondsen zijn wettelijk zelfs verplicht om aan te geven welk risicobandbreedte geldt voor het beleggingsbeleid.

De ‘risico-indicator’ bevat bij zowel de richtlijnen van AFM voor beheeroplossingen, als de Europese wetgeving voor profielfondsen een schaal van 1 tot 7. Oftewel een lager risico versus een hoger risico. De schaal is gebaseerd op de volatiliteit van de beleggingen binnen de modelportefeuille of het profielfonds.

In hoeverre verschillen ‘zeer defensieve’ van ‘zeer offensieve’ beleggingsoplossingen?
Zowel vermogensbeheerders als aanbieders van profielfondsen hebben meerdere (model)portefeuilles voor verschillende risicoprofielen. Het zijn er meestal 5. In naam variëren ze vaak van ‘zeer defensief’ tot ‘zeer offensief’.

Je zou verwachten dat het onderliggende risico zich ook verhoudt tot de schaal van 1 tot 7 en dat ‘zeer defensief’ dan in het 1e of 2e vakje van de schaal terecht komt, en ‘zeer offensief’ in het 6e of laatste vakje van de risicoschaal.

In de praktijk blijkt dat niet zo uit te pakken. Verreweg de meeste beleggingsoplossingen, zowel op basis van beheer áls op basis van execution-only (profielfondsen) schommelen rond het midden van de risicoschaal, of ze nu in naam ‘zeer defensief’ heten of ‘zeer offensief’.