Nieuwe aanbieders in de vergelijkingstool

Niet alleen is het aantal beleggende consumenten flink gegroeid in 2018, ook het aantal aanbieders is behoorlijk gestegen. Natuurlijk hebben we de vergelijkingstool van Advies-Check hierop aangepast. Nieuw in de tool: Zwitserleven Beleggen, de Vermogensverzekering van Reaal, de beleggingsstrategieën van Slim Vermogensbeheer en Aegon Beheerd Beleggen.

Opvallend is dat steeds meer verzekeraars de terugkeer maken naar beleggen. Dit jaar zijn dat Zwitserleven en Reaal. Aegon had eerder ook al beleggingsproposities, maar deze zijn dit jaar vervangen door een online beheeroplossing.

In de beleggingsoplossing van Reaal zit een verzekeringscomponent die voor de klant voor een groot deel zelf kan worden vormgegeven. Hier kan de adviseur van grote waarde zijn. Dat geldt ook voor de keuze van het risicoprofiel, dat aan de klant wordt overgelaten.

De oplossing van Zwitserleven is gebaseerd op de duurzame profielfondsen van ACTIAM. Een consument moet zelf een keuze maken welk profielfonds bij hem past. Een financieel adviseur kan hem hierbij helpen.

Aegon heeft dit jaar een beleggingsoplossing geïntroduceerd op basis van beheer.  Aegon werkt met 4 beleggingsprofielen die ‘gevuld’ worden met een combinatie van 2 beleggingsfondsen van Aegon, een aandelenfonds en een obligatiefonds.

Slim Vermogensbeheer bestaat al sinds 1972. Sinds een paar jaar heeft Slim Vermogensbeheer de mogelijkheid om zowel op basis van beheer als execution-only in de 3 beleggingsstrategieën van Slim Vermogensbeheer te beleggen. Dit jaar hebben we de strategieën in de vergelijkingstool opgenomen.

 

Beleggen in Box 1 nog geen gemeengoed

Als het gaat om pensioen, zitten veel consumenten niet te wachten op verhalen over eerste, tweede of derde pijlers, of Box 1, 2 of 3. Zij willen alleen weten of ze er later nog warmpjes bij kunnen zitten. Voor bijna een derde van de werkende Nederlanders is dat nog maar zeer de vraag. Zij bouwen minder op dan 70% van het laatst verdiende inkomen. Extra pensioenopbouw kan helpen. Maar via sparen is dat moeilijk. Biedt beleggen uitkomst?

Volgens Lodewijk van Meel, partner bij Post Vermogensbeheer en aanbieder van een bancaire beleggingslijfrente-product laten veel financieel adviseurs de mogelijkheid om te beleggen met pensioengelden vaak onbesproken. Dat komt volgens hem door negatieve ervaringen met beleggen of te weinig kennis.

Van Meel vindt dat een gemiste kans. Hij wijst erop dat er feitelijk 4 scenario’s met beleggen zijn en dat je ook spaargeld als een beleggingscategorie moet beschouwen. Deze beleggingscategorie levert op dit moment niets op. Maar uit zijn scenario-analyses blijkt dat spaargeld in slechts 1 van de 4 scenario’s meer oplevert dan beleggen in aandelen en/of obligaties, namelijk als de rente stijgt en de groei wordt minder.

 

De 4 basisscenario’s bij beleggen, afhankelijk van de ontwikkeling van de rente en de economische groei

 

Pensioenfondsen beleggen om deze reden in een breed scala van beleggingen. Risicospreiding én het vergroten van de kans op rendement zijn hiervoor de argumenten. Precies wat een derde van de werkende Nederlanders nodig heeft voor extra pensioen.

Van Meel beseft dat er nog heel wat werk aan de winkel is voor deze groep ervan doordrongen wordt dat beleggen het verschil kan uitmaken tussen voldoende en onvoldoende pensioenopbouw. Er zijn nog maar weinig aanbieders van beleggingslijfrente-producten en de angst voor beleggen houdt een gedegen keuze tegen.

Beleggen voor je pensioen is nog geen gemeengoed, niet bij aanbieders, niet bij consumenten en niet bij adviseurs. Van Meel noemt het positief dat de overheid dit jaar het speelveld heeft verruimd om bancaire lijfrentes aan te bieden. Hij verwacht dat meer vermogensbeheerders het voorbeeld van Post Vermogensbeheer gaan volgen om beleggingspensioenproducten aan te bieden.

Van Meel ziet veel heil in een driehoeksverhouding tussen klant, adviseur en vermogensbeheerder. “Beleggen is mijn optiek bij uitstek een financieel ‘product’ waarbij periodiek een ontmoeting met de klant wenselijk is.” De onafhankelijk adviseur zou zich namens de klant kritisch moeten opstellen tegenover een beheerder en periodiek moeten toetsen of het beheer nog passend is voor de klant. ”Dat een adviseur hiervoor aan een klant een vergoeding vraagt, lijkt mij logisch. Het is mijn overtuiging dat het voor de klant uiteindelijk duurder is als hij er geen gebruik van maakt.”

Het Maggi-concept voor de financieel adviseur

Als één reclameslogan de tand des tijds wel heeft doorstaan, is het wel deze: ‘Een beetje van jezelf en een beetje van Maggi’. Een slogan die tegenwoordig voor van alles en nog wat van toepassing is. Elektrische fietsen, automatische grasmaaiers, maaltijdboxen, Funda, Pixlr en zo kan ik nog wel even doorgaan. Maar het ‘beetje van Maggi’ lijkt afwezig te zijn in de financieel adviesbranche. Daar is het óf doe-het-zelven óf alles uitbesteden. Best opmerkelijk.

Invloed digitalisering

We weten het al bijna niet meer, maar er was een tijd dat internet niet bestond. En daarmee dus ook geen vergelijkingssites voor de beste spaarrente, de goedkoopste hypotheek of de meest uitgebreide verzekering. Banken en tussenpersonen hadden het monopolie op financiële advisering. De consument wist niet beter. Iedereen richtte zich, bij gebrek aan alternatief, tot de ‘expert’. Iedereen besteedde alles uit.

Internet heeft de boel opgeschud. De eigenwijsheid dook op. De consument van nu informeert zich. Die doe-het-zelft waar hij kan, besteedt uit waar hij wil. En zo kan het dat ondanks Funda, veel makelaars niets te klagen hebben over klandizie. Dat er werk blijft voor professionele fotografen hoewel je met een app op je mobiel de mooiste foto’s kunt maken. En dat taxi’s niet zomaar uit het straatbeeld zullen verdwijnen als de zelfrijdende auto zijn intrede doet.

Gedateerde werkwijze

Internet brengt voor financiële diensten transparantie en gemak. Maar ook belachelijk veel keuzes en weinig houvast. Fijn dat er onafhankelijk adviseurs zijn die je als consument de weg wijzen. Maar de branche staat helaas nog wel met 2 benen in het verleden.

Dat is niet zozeer of alleen te wijten aan financieel adviseurs, maar door hun werkwijze beperken ze zich wel in hun klantenbestand en in de waarde van hun adviezen. Ze trekken immers alléén die klanten aan die inderdaad alles willen uitbesteden. En kijken meestal alléén naar producten waarin ze ook kunnen bemiddelen.

Beperkt advies

In mijn eigen vakgebied met mijn focus op beleggingsoplossingen van banken, verzekeraars en vermogensbeheerders is dat nogal beperkend. Hoewel er een wereld van adviesbehoeftige consumenten rondloopt met allemaal vragen op het gebied van sparen, beleggen en aflossen, maakt maar een klein deel de gang naar een adviseur. En wie die gang wel maakt, krijgt maar een beperkt advies omdat maar zo weinig beleggingsoplossingen ‘bemiddelbaar’ zijn voor een adviseur.

Een beetje van de consument, een beetje van de adviseur

Het wordt tijd voor een beetje Maggi van de financieel adviseur. Internet maakt heel veel mogelijk. Tools waarmee consumenten hun eigen financiële huishouding kunnen invoeren, ‘customer journey’s’ om hypotheken, beleggingsoplossingen of andere financiële producten zélf af te sluiten. Maar de persoonlijke duiding ontbreekt. En dat is juist het domein van de onafhankelijk financieel adviseur. Dat is zijn magie, oftewel… de Maggi.

Hoe haalbaar zijn financiële doelen?

“Waarom zou je de zekerheid van het niet halen van je financiële doelen niet ruilen voor de onzekerheid dat je ze wél haalt met beleggen?” Met die zin sloot Robert-John Thomson van Nationale-Nederlanden Bank onlangs zijn presentatie af bij de kennissessie van Advies-Check over vermogensadvies in Apeldoorn.

Het is een zin om over na te denken. En die velen wellicht tot motto zouden moeten verheffen. Mét hulp van een onafhankelijk financieel adviseur.

Iedereen staat tegenwoordig voor dezelfde financiële keuzes: hoeveel geld als inkomen of als pensioen is genoeg voor mij. De overheid draagt daar steeds minder aan bij. Dat wat iemand nodig vindt of nodig heeft, moet dus in steeds grotere mate door hemzelf worden bijeengebracht. En dat kunnen forse bedragen zijn.

Wie vanaf zijn 68e tot zijn 90ste naast zijn AOW 1.000 euro extra per maand zou willen, moet tegen die tijd 380.000 euro hebben gespaard (rekeninghoudend met 1,5% inflatie).

Maar 1.000 euro is niet hetzelfde als 1.000 euro over 20 jaar…

Wie nu 45 jaar oud is en op basis van de huidige koopkracht vanaf zijn 68ste 1.000 euro extra per maand wil hebben, moet tegen die tijd 1.700 euro maandelijks beschikbaar hebben. En een spaarpot hebben van maar liefst 435.000 euro!!! Dan kan hij na zijn pensioen nog 22 jaar interen op zijn vermogen.

Wie nu nog moet beginnen om dat kapitaal bij elkaar te sparen, is jammerlijk te laat. Dat zou 1.690 euro per maand betekenen bij een gemiddelde spaarrente van 2%. Maar ook met een bestaande buffer van bijvoorbeeld 100.000 euro, is het bijna niet op te brengen: 1.250 euro per maand. Althans niet met sparen. En al helemaal niet als de huidige bizar lage rente nog jaren aanhoudt.

Dan komt de vraag toch weer naar voren: Waarom zou je de zekerheid van het niet halen van je financiële doelen niet ruilen voor de onzekerheid dat je ze wél haalt met beleggen?

 

Risicometer Beleggen mist effectiviteit

Een kleine 2 jaar geleden introduceerde de Nederlandse Vereniging van Banken de Risicometer Beleggen die aangeeft hoe volatiel een modelportefeuille mag zijn op een schaal van 1 tot 7. De meter zou ervoor moeten zorgen dat modelportefeuilles van vermogensbeheerders beter vergelijkbaar zijn. En zou financieel adviseurs dus helpen om samen met hun klanten een gedegen keuze te maken voor een bepaalde bank of vermogensbeheerder. Amper 2 jaar later mogen we concluderen dat het nobele streven jammerlijk is mislukt.

 De risicometer geeft min of meer het mandaat weer voor het risico van een modelportefeuille. Dat risico is gebaseerd op de volatiliteit van de historische rendementen van de beleggingen in de modelportefeuille. Hoewel volatiliteit nooit gezien mag worden als enige maatstaf voor risico, is het wel een belangrijke. Én het is een maatstaf die uniform gehanteerd kan worden, wat de vergelijkbaarheid bevordert.

 

Schaalverdeling van 1 tot 7, van laag naar hoog risico

De schaalverdeling van de risicometer volgt min of meer de schaalverdeling van de risico indicator die verplicht is voor beleggingsfondsen die onder Europese wetgeving vallen. Dat is mooi, want hierdoor kunnen modelportefeuilles qua risico grofweg óók worden vergeleken met profielfondsen. Zowel modelportefeuilles van vermogensbeheerders als profielfondsen van fondshuizen worden immers beheerd met het oog op een bepaald risicoprofiel.

Nu lijkt de schaalverdeling van 1 tot 7 heel wat diversiteit te bieden. De eerste schaal geeft een gering risico aan en de laatste schaal een hoog risico. Voldoende houvast voor consumenten en hun adviseurs, zo lijkt het.

 

Weinig verschillen in risicoprofielen

Helaas, de praktijk is weerbarstiger. Uit onderzoek van Advies-Check blijkt dat modelportefeuilles én profielfondsen zich massaal rond de middelste schalen van 3 tot 5 bewegen, zélfs als profielen door aanbieders als ‘zeer defensief’ of ‘zeer offensief’ worden bestempeld. Verreweg de meeste beleggingsoplossingen bewegen zich rond de middelste schaal. Dat maakt de vergelijking er dus niet makkelijker op.

Nu zijn er twee conclusies mogelijk. Ófwel de modelportefeuilles verschillen daadwerkelijk nauwelijks in risico, ófwel de schaalverdeling is te smal. Hoe dan ook, de risicometer mist effectiviteit.

Maar er mist meer.

 

Met de billen bloot

Het risicomandaat dat de vermogensbeheerder aan een (potentiële) klant voorspiegelt, zegt niets over zijn prestaties. Ook getoonde rendementen zeggen weinig. Waar het om gaat is hoe het rendement zich verhoudt tot het risico dat een vermogensbeheerder daadwerkelijk heeft genomen. Je wilt immers als klant het liefst een zo hoog mogelijk rendement bij een zo laag mogelijk risico. De risicometer verklapt niet in hoeverre de beheerder hierin is geslaagd. Ook behaalde rendementen laten dit niet zien.

Wat zou helpen is een indicator die een vermogensbeheerder echt met de billen bloot laat gaan. Een indicator die laat zien hoe het behaalde rendement zich verhoudt tot het genomen risico.

 

Lange weg

Hoe welkom zo’n rendements-risico-indicator ook is, een dergelijk instrument zal er voorlopig niet komen. De wettelijke informatieplicht richting potentiële klanten is recentelijk volledig herzien. MIFID II is in werking getreden en bevat geen bepalingen voor de oriëntatiefase van een consument, als die nog geen informatie over zichzelf heeft prijsgegeven. Daarmee moet iemand die een goede vergelijking tussen vermogensbeheerders wil maken, eerst bij elke beheerder zijn doopceel laten lichten voordat hij tot de benodigde informatie komt.

Natuurlijk kan dat anders. Maar dat betekent dat vermogensbeheerders met de billen bloot moeten. Vrijwillig. Nul kans dat het daarvan komt. Wel een gemíste kans voor het vertrouwen in beleggen.

 

 

Evaluatie 2017: Passief én Actief winnen het van Actief & Passief

Hoe hebben vermogensbeheerders en aanbieders van profieloplossingen het gedaan in 2017? Advies-Check zocht het uit. In meerdere artikelen geeft Advies-Check een weergave van verschillende analyses. In deel 2:  hoe deden actieve beleggers het ten opzichte van passieve beleggers?

Het lijkt een continue strijd te zijn: die tussen de aanhangers van actief beleggen en die van passief beleggen. En de laatste tijd bevindt zich daar nog een stroming tussen: beleggers die beide vormen omarmen en de meeste heil zien in een combinatie van actief en passief beleggen.

Van de 263 beleggingsoplossingen in het overzicht van Advies-Check belegt een minderheid van 105 uitsluitend passief in ETF’s. Maar van de overige 159 is een splitsing te maken tussen oplossingen waarbinnen uitsluitend actief wordt belegd, en waarbinnen een combinatie tussen actief en passief wordt gemaakt.

Puur kijkend naar het rendement over de afgelopen 5 jaar, laat juist deze laatste stroming wat minder rendement zien. Dat heeft vermoedelijk te maken met het hogere kostenniveau. Beleggingsoplossingen waarbinnen uitsluitend actief wordt belegd, wordt ook (of vooral) direct belegd in individuele aandelen en obligaties. Hierdoor is er wat minder spreiding in de portefeuille, maar kunnen de kosten relatief lager worden gehouden. Dit vertaalt zich in het rendement.

Kijkend naar de korte termijn, deed Actief en Actief & Passief het beter dan uitsluitend Passief. De extra kosten voor het gecombineerde beleggen werden ruimschoots goed gemaakt door het rendement.

 

 

Rekentool aangepast aan belastingregels 2018

Op 1 januari 2018 is de vermogensrendementsheffing opnieuw aangepast. De belasting op het inkomen uit vermogen sluit daarmee dichter aan bij het werkelijke rendement. De rekentool van Advies-Check waarmee heel eenvoudig de eindwaarde van een bedrag kan worden berekend op basis van verwacht rendement, inflatie en vermogensbelasting is aangepast aan de nieuwe cijfers.

In 2017 was de structuur van de belasting vorig jaar al wezenlijk veranderd door de grondslag voor de belasting te verdelen over een spaardeel en een beleggingsdeel. Dit jaar is voor het fictieve rendement over spaardeel uitgegaan van actuelere cijfers. Het forfaitair rendement over sparen is niet langer 1,63%, maar iets realistischer: 0,36%. De 30% inkomstenbelasting over het berekende fictieve rendement is onveranderd.

Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen heeft een belastingplichtige in 2018 recht op een heffingvrij vermogen van € 30.000 (dit was in 2017 € 25.000).

Het verschil tussen de vermogensrendementsheffing in 2017 en 2018:

 

De rekentool van Advies-Check is aangepast aan de nieuwe belastingregels. Ook het inflatiecijfer waarmee kan worden gerekend, is door de iets opgelopen inflatie gewijzigd. Deze is verhoogd naar 1,5% (was 1,3%).

Dieper inzicht in Evi bij Advies-Check

Het heeft even geduurd, maar eindelijk zijn ook de vermogensbeheeroplossingen van Evi van Van Lanschot inzichtelijk bij Advies-Check. Daarmee is de vergelijkingstool Advies-Check completer dan wie ook, hoewel nog altijd verschillende partijen moeite hebben met transparantie wanneer iemand geen klant is.

Evi van Van Lanschot was één van de laatste grote aanbieders die moeite had met het prijsgeven van informatie over de modelportefeuilles voor hun vermogensbeheeroplossingen.  Alle grote partijen leveren inmiddels data aan Advies-Check. Hierdoor wordt de informatie betrouwbaarder en beter te vergelijken. Bovendien laten partijen zo zien dat ze niets te verbergen hebben. Gelukkig maar. Klanten en hun adviseurs krijgen zo beter inzicht in wat ze van een aanbieder mogen verwachten.

Hosanna op de beurs, hosanna voor de belegger?

Nederland heeft weer vertrouwen in de beurs. In het afgelopen jaar zijn 170.000 mensen gaan beleggen, 14% meer dan vorig jaar. Dat roept herinneringen op aan de late jaren 90, toen ook een aanzwellende stroom consumenten de beurs opgingen, gedreven door aantrekkelijke beursresultaten. Is de groei wel zo positief als het klinkt?

Op dit moment staat de teller op bijna 1,4 miljoen huishoudens. Dat is nog altijd een half miljoen mínder dan het record uit 2000 met zo’n 1,9 miljoen huishoudens, maar een half miljoen méér dan het dieptepunt in 2009.

Internet-bubbel
In 2000 was het hosanna. Beleggen was hot en een veelbesproken topic tijdens feestjes, verjaardagen en recepties. Een jaar later was het sprookje voorbij. De internet-zeepbubbel spatte uiteen. Miljoenen aan belegde guldens gingen verloren. Velen keerden gedesillusioneerd het beleggen de rug toe.

Hypotheekcrisis
Wie toen nog dapper door belegde, raakte vervolgens in 2008 in ernstige vertwijfeling toen de hypotheekbubbel barstte. Het beleggersvertrouwen bereikte het jaar erna een absoluut dieptepunt. En daarmee ook het aantal beleggers.

Business as usual
En toen? Toen bleek dat bedrijven gewoon winst bleven maken. En dat overheden, organisaties en bedrijven hun verplichtingen bleven nakomen. Dat economisch gezien alles kon herstellen. Er waren weliswaar bedrijven failliet gegaan, maar nieuwe bedrijven ontstonden. Bovendien, de één zijn dood was de ander zijn brood.

Dat is basale kennis voor professionele beleggers. Maar vooral particulieren laten zich leiden door emoties, door de waan van de dag. En daarmee wordt beleggen voor hen een emotionele rollercoaster die zich baant tussen angst, optimisme, euforie en depressie.

Koersuitslagen ≠ rendement of verlies
Wie in 2008 was blijven zitten, had gemerkt dat dividenden uitgekeerd bleven worden. Dat koersverlies samen kon gaan met beleggingsrendement. Dat beleggen meer is dan de optelsom van koersen. Wie die emotionele rollercoaster had uitgezeten had mogelijk elke emotie gevoeld, maar was tóch een beetje rijker geworden.

Kijk naar de onderliggende trend
Financiële crises komen en gaan. En ze houden gelijke tred met de cycli van angst, optimisme, euforie en depressie. Maar onderliggend is er wel degelijk sprake van groei. Van rendement.

Basis van beleggersvertrouwen is wankel
Nu het beleggersvertrouwen is teruggekeerd, is het de vraag of dit vertrouwen is gebaseerd op de overtuiging dat gespreid investeren in bedrijven, organisaties en overheden die gericht zijn op groei, loont. Het antwoord is vermoedelijk vrij simpel is: niet.

Het beleggersvertrouwen is terug omdat de koersen zijn gestegen. En omdat de rente is gedaald waardoor sparen geen alternatief meer is. Zodra de koersen dalen of de rentes stijgen, keldert dit vertrouwen weer. En bevindt de gemiddelde particuliere belegger zich in die emotionele rollercoaster waarbij uitstappen de makkelijkste optie lijkt, en tevens de minst lucratieve.

 

Angst voor Wft-zorgplicht… terecht of niet?

Het lijkt niet zo ingewikkeld, wie als professional een consument ergens over adviseert heeft een verantwoordelijkheid. Namelijk dat het geadviseerde bij die persoon past. Dat geldt voor een dietist die een dieet samenstelt, een loodgieter die over een badkamer adviseert en voor een personal trainer die zijn pupil een hardloopschema geeft.

Het is voor een financieel adviseur niet anders. Bij zijn hele doen en laten heeft hij te maken met een zorgplicht. Maar wie bij vermogensadvies direct aan de Wft denkt, heeft het mis.

 

Productadvies is niet hetzelfde als advies over producten

De Wft gaat over de zorgplicht bij productadvies. Maar vermogensadvies is nogal breed. Daar horen vragen bij als ‘hoe wil je dat je leven er later uitziet’ en ‘kun je je levensstijl nu en straks financieel permitteren?’ Ook advies over de mate waarin je klant risico’s durft te lopen, past daarbij. Heeft je klant wel echt een arbeidsongeschiktheidsverzekering nodig? Kan je klant het financieel aan als zijn partner overlijdt? En ook: welk risico loopt je klant met zijn opgespaarde geld?

Begeleiding bij al deze vragen helpt je klant beter inzicht te krijgen in zijn financiële doel(en). De bepaling van dat doel valt in de adviessfeer, maar niet onder de reikwijdte van de Wft. Ook advisering over de manier waarop je klant zijn financiële doel kan bereiken valt erbuiten. Moet hij meer sparen? Of besparen? Moet hij aflossen? Beleggen misschien? Of van alles een beetje?

Het zijn wezenlijke adviezen voor je klant. Die hem houvast geven bij het vervolg. Want áls bijvoorbeeld beleggen bij je klant past, hoe dan verder? Hoe ver ga je als adviseur om je klant hierbij te begeleiden? Op dit punt volgt de scheidslijn met de Wft.

Klik op de afbeelding om de checklist voor zorgplicht bij vermogensadvies te vergroten

Wel of geen Wft-zorgplicht

Zonder Wft-vergunning mag je je klant advies geven over de mate waarin je klant risico kan en wil lopen met beleggen. Maar stel je zelf als adviseur de vraag of je dat ook echt wil? Het vereist kennis van bijvoorbeeld welke verdeling in verschillende type beleggingen (asset allocatie) bij je klant past of hoeveel ‘volatiliteit’ je klant aankan.

 

Als je je als adviseur niet wilt buigen over dit soort zaken, kun je nog steeds van grote waarde zijn voor je klant. Jouw advies start dan bij het inzicht in financiële doelen en eindigt bij de keuze voor een vermogensbeheerder. Vermogensbeheer wordt al aangeboden vanaf een inleg vanaf 10 euro per maand of 1.000 euro eenmalig. Zeer bereikbaar dus voor grote groepen klanten.

 

Advies over passend risicoprofiel is geen ‘productadvies’

Durf je advies over asset-allocatie of de passende mate van volatiliteit voor je klant wél aan? Ook dán hoeft je advies niet onder de Wft te vallen. Je kunt je klant de weg op sturen met het advies om aandelen- en beleggingsfondsen te selecteren op een dusdanige manier dat die de geadviseerde asset-allocatie volgt. Of je klant hiermee geholpen wordt, is uiteraard sterk de vraag. Hij moet in dat geval nogal het een en ander zelf doen.

Het kan concreter. De risicometer die aanbieders gebruiken om hun profielfondsen of modelportefeuilles naar risico te classificeren verwijst naar de volatiliteit. Je kunt je klant dus adviseren om een profielfonds aan te schaffen met de risicometer, oftewel de volatiliteit die bij hem past. De klant dan vervolgens zelf een profielfonds kiezen dat die risicometer heeft. Het adviseren van een ‘profielfonds’ als soort belegging is geen productadvies in de zin van Wft.

 

Voorselectie passende profielfondsen

Je kunt zelfs een voorselectie voor de klant maken van meerdere profielfondsen met de risicoclassificatie die bij je klant past, zolang je klant dan zélf maar kiest waar hij uiteindelijk zijn geld naar toe brengt. Die voorselectie bevindt zich dan wel in het schemergebied van Wft-productadvies. Een voorselectie van 10 profielfondsen zal niet als productadvies worden bestempeld. Een selectie van 2 of 3 hoogstwaarschijnlijk wel. In zo’n advies staat immers het product centraal, en niet meer het type product.

 

Concreet productadvies valt onder Wft-zorgplicht

Wil je toch een stap verder gaan voor je klant? Dan komt de Wft om de hoek kijken. Je moet dan alle stappen uit je advies vastleggen en zorgen voor een beleggingsbeleid. Dat laatste hoeft niet ingewikkeld te zijn. Het hoeft ook niet te betekenen dat je zelf alle beleggingskeuzes voor je klant maakt. Je beleggingsbeleid is de basis voor de keuzes die je voor je klant maakt. Dat je bijvoorbeeld bij risico x, profielfonds y adviseert, inclusief argumentatie voor de keuze voor profielfonds y. Bijvoorbeeld vanwege lage kosten of bewezen trackrecord.

 

Wft-zorgplicht of niet, verwachtingsmanagement is cruciaal

Je kunt het dus zo uitgebreid of ingewikkeld maken als je nodig vindt. Maar zorgplicht op basis van Wft of niet, zorgplicht heb je sowieso als adviseur. Als beleggen bij je klant past, dan moet je klant die conclusie begrijpen en delen. Dat betekent dat je klant moet weten wat hij kan verwachten. En dat hij niet bij de eerste de beste koersdaling in paniek raakt en bij jou verhaal gaat halen. Het vraagt om periodiek onderhoud met je klant. Zodat je de verwachtingen van je klant goed kunt managen en je adviezen steeds kunt evalueren.

Laat dat nou precíes zijn, waar je als adviseur je toegevoegde waarde kunt tonen.